Het is een anecdote die ik al vaak heb verteld, maar nu moet ie maar eens vastgelegd worden. Ik had, het was een jaar of twee geleden, mijn borst natgemaakt voor een interview met Mart Smeets. Hij had nogal een reputatie, het scheen dat hij er niet voor terugschrok om interviewers te schofferen als dat nodig was. Dat gebeurde niet, maar hij maakte me wel zenuwachtig omdat hij vooraf niet wilde zeggen hoeveel tijd hij voor me had. ‘Dat zien we wel.’ In gedachten zag ik hem plotsklaps wegbenen uit het cafeetje aan het Spaarne waar we zaten naar zijn huis aan de overkant, mij achterlatend met een waslijst aan niet-gestelde vragen.

Het enige wat erop zat was snel en efficiënt te werk gaan. Dat lukte, omdat Smeets welwillend en to-the-point antwoord gaf. Na een uur had ik tot mijn verbijstering alles gevraagd wat ik wilde weten, terwijl ik normaal na een interview van anderhalf of twee uur altijd wel dingen heb die ik óók nog wil vragen, of waar ik even op wil terugkomen.  Hij moet mijn verwarring hebben gezien, toen ik enigszins verslagen zei: ‘Ik heb al mijn vragen gesteld.’ ‘Neehee, dat kan niet!’ joelde Smeets. ‘Je moet nog minstens drie brutale vragen stellen!’

Het is een van de ergste dingen die een interviewer kan overkomen: uitgedaagd worden om brutale vragen te stellen, en niets meer kunnen bedenken. Wanhopig antwoordde ik: ‘Maar wát dan? Ik heb al gevraagd of je aan de stimulerende middelen bent, dat je het met die oud-schaatster Ria Visser gedaan hebt is algemeen bekend en, en…’

Later hoorde ik van de fotografe dat ze maar vijf minuten gekregen had om haar werk te doen, voor een coverfoto nota bene. Dus ik ben er genadig vanaf gekomen.

(Hier is het interview te lezen.)