Een autist die een gehandicaptenmop vertelt (paralympische zwemmer zonder armen en benen maar met een stel supergetrainde oorschelpen zinkt als een baksteen – ‘welke idioot heeft die badmuts op mijn hoofd gezet?!’), het was een van de hoogtepunten tijdens de afscheidsavond op de mytylschool van mijn zoon. Er kan daar hartelijk en ongegeneerd gelachen worden om zo’n mop want iedereen mankeert wel wat. Humor van gehandicapten onder elkaar, van spastici, achondroplasten, dyspraktici of anderszins motorisch beperkten. Vele hebben ook nog een of andere psychische afwijking. Als je net als ik weleens twijfels hebt over de wenselijkheid van zo’n eiland met ‘kneusjes’ temidden van een prestatiemaatschappij, dan geeft zo’n we-hebben-allemaal-wel-wat-saamhorigheidsgevoel een prettig tegenwicht.

Maar er is nog een pluspunt. Je ziet het al aan de namen in het programmaboekje van de musical. Er is een Mike, een Daan, een Regilio, een Riyad, een Roos, een Willem, een Zenzel, een Laura, een Frederick. Veel is oneerlijk verdeeld in de wereld, maar dat geldt niet voor lichamelijke handicaps. Die komen voor van hoog tot laag en bij zwart en wit. Nergens kun je zo’n mooie dwarsdoorsnede van de maatschappij zien als in de aula van een mytylschool tijdens zo’n feestavond: de organisatiedeskundige vader zit naast de (ex?-)drugsverslaafde moeder, de kunstenares zit naast de brandweerman en de ziekenverzorgster naast de ondernemer. Niet-westerse allochtonen zijn evenredig vertegenwoordigd. Kom – zeker in de Randstad – nog maar eens om zo’n school.