Vorige week mocht ik in de Haarlemse raadszaal een discussieavond presenteren die was belegd door de Stedelijke Adviesraad Multiculturele Stad. Het thema was ‘dialoog en binding’. Een gast uit Amsterdam stal de show. Niet alleen omdat hij Omar Ramadan heette en een innemend Limburgs accent had, maar ook omdat het project aan de wieg waarvan hij had gestaan, Goal! genaamd, klonk als een simpele en doetreffende remedie voor een groot maatschappelijk probleem: allochtone jongeren die de boot missen. Dit is het idee: koppel een risicojongere aan een succesvolle volwassene (mentor), en laat ze een jaar lang geregeld met elkaar optrekken. De mentor kan door zijn hulp en steun net het verschil maken en de jongere behoeden voor schooluitval.

Een onderzoek van het Instituut voor Migratie en Etnische Studies naar de schoolsuccessen van de tweede generatie allochtonen dat vorige maand gepubliceerd werd, wijst op de ‘dunne scheidslijn tussen succes en falen’. De ene mbo-leerling valt uit, komt zonder diploma niet aan de bak en ontspoort ten slotte, de ander houdt vol, stroomt door naar het hbo en vindt een goede baan. Vaak is het dus een dubbeltje op zijn kant. Natuurlijk zijn het niet alleen allochtone jongeren wier leven voor een groot deel door toeval en geluk bepaald wordt. Maar vanwege hun leefomstandigheden – laagopgeleide ouders, armoede, slechte huisvesting, het tussen-twee-culturen zitten – zijn ze veel kwetsbaarder en hebben ze extra behoefte aan een portie ‘geluk’. Een en een is twee, zou je zeggen. Maar Omar Ramadan waarschuwde: mentoren moeten zichzelf niet te belangrijk maken, niet denken dat ze van hun pupil binnen de kortste keren een modeljongere kunnen maken. De vraag is of die jongens en meiden überhaupt op een mentor zitten te wachten. Het is eerder andersom: in Amsterdam staan meer dan vierhonderd mentoren in spe op een wachtlijst. Het publiek in de raadszaal was enthousiast toen bleek dat verschillende instanties ook in Haarlem bezig zijn een soortgelijk mentorenproject op te zetten. Ach ja, al redden ze er maar één.